energiemodernisering en niet-benutting van het potentieel om het energieverbruik in deze gebouwen te verminderen. Een grondige modernisering van de energie met behulp van installaties voor hernieuwbare energie en de uitwisseling van warmtebronnen zal leiden tot een grotere vermindering van het verbruik van warmte en elektriciteit. Projecten met betrekking tot de energiemodernisering van gebouwen moeten voldoen aan de Regeling van de minister van Infrastructuur van 12 april 2002 betreffende de technische voorwaarden waaraan gebouwen moeten voldoen en hun locatie, waarvan de wijziging, met het oog op een verhoging van de energie-efficiëntievereisten, in werking is getreden op 1 januari 2014 en de Regeling van de minister van Infrastructuur en Ontwikkeling van 3 juni 2014 betreffende de methodologie voor de berekening van de energieprestatie van een gebouw en een woning of deel van een gebouw dat een onafhankelijke technische en nutseenheid vormt en de methode voor het opstellen en modelleren van certificaten van hun energieprestatie. De vaststelling van de optimale reeks energie-efficiëntiemaatregelen in een bepaald gebouw zal vooraf worden uitgevoerd op basis van een energieaudit (een essentieel onderdeel van het project en de subsidiabele kosten van het project). In het kader van de verificatie van de doelstellingen en effecten van de investering moet ook na de voltooiing ervan een energieaudit (ex post53) worden uitgevoerd. Educatieve activiteiten zullen ook mogelijk zijn, evenals het bevorderen van lichaamsbeweging in de open lucht, het verbeteren van de kennis van leraren, studenten en lokale omgevingen bij het verbeteren van de luchtkwaliteit, het tegengaan van trends op het gebied van klimaatverandering en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen.